Voor telers zijn de resultaten op zijn zachtst gezegd wiselend te noemen. Het onderzoek laat namelijk zien dat er grote verschillen zijn per ras. Zelfs wanneer deze genetisch heel nauw aan elkaar verwant zijn, kan er toch een enorm onderscheid in effecten ontstaan. Nu veredelaars nieuwe rassenportfolio’s aan het ontwikkelen zijn i.v.m. de resistentie tegen ToBRFV, is dit een extra onzekere factor geworden. Ook zijn er meerdere resultaten uit onze fundamentele onderzoeken die zich moeilijk laten omzetten naar de praktijk. Zo bleek dat verschillende behandelingen met verrood de plant meer sinksterkte gaven, wat betekent dat meer suikers naar de vruchten stromen. Echter leidde dit enkel tot een significante oogsttoename wanneer het verrood tijdens de hele belichtingsduur werd gedoseerd, in dit geval 16 uur per etmaal. De meerproductie staat daarmee niet in verhouding tot de extra benodigde energiekosten. Over het algemeen zien we dat bij grote aandelen verrood de effecten het grootste zijn. Dit klinkt logisch, maar onderzoek laat ook zien dat de hoeveelheid verrood die in de praktijk wordt toegepast in bijvoorbeeld komkommer en aardbei een zeer beperkt effect hebben. Dit hebben recente praktijkproeven ook aangetoond. Wanneer we 10% van de energie die we voor belichting gebruiken in de vorm van verrood licht toepassen zien we het gewas beperkt reageren. Gebruiken we dezelfde hoeveelheid energie voor PAR-licht, dan levert dit een gelijke productie op een manier die op dit moment minder risicovol en minstens zo energie-efficiënt is.
Sommige praktijkonderzoeken lieten zelfs negatieve effecten zien van het toepassen van verrood. Zo kan de kwaliteit van de groene delen van de tros minder worden, omdat de cellen meer gaan strekken. Dit kan nadelig zijn voor de houdbaarheid en in potentie zelfs de conditie van het gewas op de langere termijn beïnvloeden. Een aantal onderzoeken hebben we zelfs eerder dan gepland moeten staken om het gewas overeind te houden.