Anders dan conventionele lichtbronnen waarvan de lichtopbrengst geleidelijk afneemt en die uiteindelijk uitvallen, gaan LED-producten gewoonlijk niet plotseling kapot. In plaats daarvan neemt de lichtopbrengst af in de loop van de tijd.
De normale afspraak is de levensduur te meten vanaf het moment dat de lichtopbrengst met 30% is afgenomen, d.w.z. dat er nog 70% lichtopbrengst over is. Dit wordt vaak aangeduid als L70-levensduur en wordt gemeten in uren.
- Het thermisch beheer van de LED's: Als LED's worden geleverd als een losse chip moeten er passende koelblokken ontworpen worden om vroegtijdig uitvallen van de LED's te voorkomen.
- De elektrische spanning: Het laten werken van LED's op stroomsterkten die hoger zijn dan wat is gespecificeerd, laat de LED heet worden. Dit kan gebeuren bij gebruik van foutieve drivers. Als de driver bijvoorbeeld 700 mA produceert maar de LED heeft slechts 350 mA nodig, dan zorgt dat voor extra belasting van de LED en een kortere levensduur.
- Hogere omgevingstemperaturen dan waarvoor de LED is gespecificeerd, zorgen ook voor een verkorting van de verwachte levensduur.
Dit kan gebeuren als u gebruikmaakt van hetzelfde product van hetzelfde merk, met dezelfde optiek en hardware. In het algemeen echter beïnvloedt de aard van de componenten (zoals het optisch systeem, het koelblok, de LED-chip en de driver) de lichtopbrengst meer dan het vermogen doet.
Een 3 W LED -armatuur van een en dezelfde fabrikant zal een andere lichtopbrengst hebben dan een 3 W LED -armatuur van een andere fabrikant, zelfs als dezelfde LED-chip wordt gebruikt. Het gebruiken van alleen een chip van hoge kwaliteit garandeert dus geen betere prestaties.
Merk op dat het rendement enigszins afneemt naarmate het vermogen toeneemt. Een LED die wordt aangestuurd op 3 W straalt enigszins minder dan driemaal de lichtopbrengst uit van een LED die op 1 W wordt aangestuurd.
Bij het vergelijken van de lichtopbrengst van LED's en conventionele lichtbronnen kunnen LED's in veel gevallen een lagere lichtopbrengst hebben. LED's zijn echter gerichte lichtbronnen, de hele lichtopbrengst die wordt geproduceerd door een LED is naar het werkoppervlak gericht.
Conventionele lichtbronnen daarentegen stralen licht uit in alle richtingen. Het licht wordt vervolgens in een bepaalde richting gedwongen met behulp van optische systemen zoals reflectors en lenzen. De hoeveelheid lichtopbrengst van een LED-lichtbron die op het beoogde werkoppervlak valt, is groter dan die van een conventionele lichtbron.
Absolute fotometrie meet zeer nauwkeurig het aantal lumen dat wordt uitgestraald door een specifieke armatuur, terwijl relatieve fotometrie kan worden aangepast voor het meten van de lichtverdeling door verschillende lampen met een verschillende lichtopbrengst.
De meeste LED's zijn permanent gemonteerd in de armatuur, samen met de optiek. Vervanging in geval van voortijdige uitval betekent vervanging van de hele armatuur en niet alleen van de lichtbron.
De lichtopbrengst van LED's wordt het best geëvalueerd door de verschillende accessoires te beschouwen waar het licht doorheen loopt (lenzen, reflectors, enz.) voordat het op het te verlichten oppervlak valt. Daardoor is absolute fotometrie de meest gebruikte methode voor het meten van LED-prestaties.
Merk op dat bepaalde armaturen vervangbare LED-modules hebben, maar toch blijven dezelfde argumenten van toepassing.